Het echte geheim van Nijmegen is te vinden in haar omgeving. Het idyllische Ubbergen, de groene heuvels van Groesbeek, het liefelijke Berg en Dal en de heerlijkheid Beek, karakteristieke namen van kleine dorpjes gelegen in ‘het hoog en het laag’. Ze liggen vredig tussen de bossen van de stuwwal en het rijke rivierenlandschap van Maas en Waal. Net over de grens ligt het uitgestrekte Reichswald waar reeën, herten en everzwijnen te vinden zijn. Het Rijk van Nijmegen omvat het Geldersche Landschap, de Gelderse Poort, de Millingerwaard, de Hatertse Vennen en de Mookerheide, om maar een paar natuurgebieden te noemen. Vanaf de Duivelsberg kijkt men vanaf 80 meter NAP over de Ooijpolder waar honderdduizenden ganzen elk jaar weer neerstrijken. Schotse hooglanders, Galloway runderen en Konik paarden grazen tussen verlaten steenfabrieken langs de uiterwaarden van het rivierenlandschap. Hier ligt ook Persingen, het kleinste dorp van Nederland. In natuurgebied de Bruuk groeien orchideeën en in Beek vind men de Kabouterboom, de dikste en oudste kastanjeboom van Nederland. Pelgrims hangen lapjes stof in de koortsboom bij de ruïne van St. Waldrik op weg naar Santiago de Compostela, die voert over het Pieterpad en de St. Jansberg. Welke windrichting je ook vanuit Nijmegen uit gaat, overal kom je de natuur in haar volle glorie tegen.